Verborgen schilderij

De geschiedenis van het onderzoek – Deel 5

Waarom zoveel teksten van de apostel Paulus?

Dit is het eerste deel van een tweedelige blog post over niet het verborgen schilderij, maar het tekstbord dat erover heen werd geschilderd.

Als je onderzoek doet naar een katholiek schilderij dat een protestants tekstbord werd, dan moet je natuurlijk ook nagaan hoe de kerk waarin het object zich bevond, verder werd ingericht na de Reformatie. Dit kan immers iets zeggen over de keuze voor de vormgeving en uitvoering van het object. In dit geval wilden we graag weten waarom er bij de overschildering van de Gregoriusmis voor deze specifieke bijbelpassage (Hebr. 12:14-24) was gekozen.

In de Jacobikerk zijn er tussen 1579 en 1602 vijf tekstborden geplaatst, inclusief het overschilderde schilderij. De Bijbelse teksten die de linnenwevers rond 1600 op hun bord lieten zetten, hadden allemaal betrekking op het weven van stoffen, op hun beroep dus. Dit gebeurde wel vaker bij gildeborden.

De teksten op de andere vier borden komen echter allemaal uit de brieven die eind zestiende eeuw werden toegeschreven aan de apostel Paulus. (Nu wordt voor drie van de vier teksten het auteurschap van Paulus betwijfeld.) Twee borden werden in opdracht gemaakt van respectievelijk het schuitenvoerders- en het zakkendragersgilde (in 1580 en 1602). Het gaat om brieven aan de Kolossenzen (Kol. 3:1-11) en de Efeziërs (Ef. 4:23-32). De twee andere tekstborden zijn gemaakt in opdracht van de kerkmeesters, in 1580-81 (zie blog 4). Zij tonen passages uit de brieven aan de Korinthiërs (1 Kor. 11:23-29) en zoals gezegd de Hebreeën. Alle vier bevatten ze waarschuwingen, maar ook bemoedigingen. De passage uit de brief aan de Korinthiërs gaat over het mogen aanzitten aan het avondmaal.

1. Het avondmaalsbord. In 1580/1581 werd voor de Jacobikerk een bord gemaakt met een lange passage uit de eerste brief aan de Korinthiërs, een gemeenschap van christenen in Korinthe dus (1 Kor. 11: 23-29). Het werd op het voormalige koor van de kerk gehangen, waar vier maal per jaar het avondmaal gehouden werd. (Jacobikerk, Utrecht, foto: Lex Raat)

Was dat gewoon, zoveel tekstborden met passages uit brieven van Paulus in de vroege protestantse kerken? Dit bleek een lastige vraag te zijn. Er is wel onderzoek gedaan naar tekstborden en teksten op muren in protestantse kerken, en er zijn publicaties verschenen: in 2013 nog van Regnerus Steensma het boek Protestantse kerken, met een groot hoofdstuk over de tekstborden en de teksten op muren in Nederlandse kerken.

Een grote inventarisatie, zoals die er wel is voor de Gregoriusmissen, bestaat echter nog niet. Gelukkig werkt Jacolien Wubs aan zo’n inventarisatie ten behoeve van haar promotie-onderzoek over de functies van de teksten in de kerken, waar ze in 2015 aan begonnen is.

Wel is er al een inventarisatie met achttien teksten die betrekking hebben op het avondmaal. Zestien van de achttien teksten zijn verzen uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs. De meeste zijn korte passages met slechts enkele verzen, andere bestaan uit lange passages.

Hier volstaan we daarom met de mededeling dat het zeker niet gebruikelijk was dat er zo veel, en vooral zulke grote passages uit de brieven van Paulus in kerken zoals de Jacobikerk waren. Maar waarom zijn er dan in juist die kerk, in minder dan 25 jaar, wél zo veel van deze teksten gekomen?

We denken de oorzaak te hebben gevonden bij de priester-predikant Hubert Duifhuis. Hij was in 1575 tot pastoor van de Jacobikerk benoemd, maar werd in 1578 protestants predikant en zijn parochie een protestantse gemeente.

2. Prent van Duifhuis. In de bundel met de veertien preken staat een prent van Duifhuis met daaronder gedrukt een lofdicht van de zeventiende-eeuwse predikant en schrijver Gerard Brandt. Daaronder is een kort lofdicht overgeschreven van Joachim Oudaan, een zeventiende-eeuws dichter. Boven de prent zien we de levensdata van Duifhuis, met een fout. Duifhuis werd circa 1515 geboren. (Bibliotheek Rotterdam, foto: Lex Raat)

Duifhuis en zijn gemeente weigerden zich echter aan te sluiten bij de consistorialen van Utrecht. Dit waren protestantse gemeenten die onder de kerkenraad van de stad stonden. Volgens Duifhuis was er geen kerkenraad nodig die waakte over het gedrag van de gelovigen, net zoals er geen behoefte was aan hogepriesters, of een paus en bisschoppen die de gelovigen de wet voorschreven. De leden van de gemeente van de Jacobikerk konden zelf bepalen hoe zij gestalte gaven aan hun geloof, uiteraard wel met de Bijbel als uitgangspunt en met de inspiratie van de Heilige Geest. Dit ferme standpunt van Duifhuis dat de gelovigen dus veel ruimte gaf, leidde tot grote conflicten. Duifhuis had zelfs te vrezen voor zijn leven en mocht daarom van het stadsbestuur niet ’s nachts over straat ‘om perikulen hem wel bekend’.

3a en b. Bladzijde uit de eerste preek van de veertien vastenpreken. Detail met smeekbede van Duifhuis aan predikanten en overheden om vrome mensen niet te verdrukken of om te brengen om de eigen macht te vergroten. In de marge staat (omgezet in modern Nederlands) ‘vermaning tot de geestelijke en wereldlijke overheden’, p. 20. (Bibliotheek Rotterdam, foto: Lex Raat)

Hij overleed al in 1581, maar uit de korte periode waarin hij preekte als predikant zijn negentien preken en twee fragmenten van een preek bekend. In totaal zijn het, in drie bundels, bijna 1000 bladzijden!!!

In onze volgende blog post zullen we nader ingaan op deze bijzondere preken.