De geschiedenis van het onderzoek – Deel 6
De preken van Duifhuis
Dit is het tweede deel van onze serie blog posts over het tekstbord dat tijdens de Reformatie over de Gregoriusmis heen werd geschilderd. We sloten de vorige blog post af met de preken van Hubert Duifhuis. Van deze predikant zijn negentien preken en twee fragmenten van een preek bekend, in totaal bijna 1000 bladzijden.
De grootste bundel, met 792 beschreven bladzijden, bestaat uit veertien preken over het lijden van Christus. De eerste preek begint met de voorbereiding op het Avondmaal, de laatste gaat over de dood van Christus aan het kruis. Dan is er een bundel van circa 150 bladzijden. Deze bevat twee volledige preken voor Eerste Kerstdag, twee volledige preken voor Sint-Stefanusdag (Tweede Kerstdag) en twee fragmenten van preken. En tenslotte is er nog een losse pinksterpreek van 33 beschreven pagina’s in een eenvoudig papieren kaftje.
De bundels met veertien en met zes preken zijn aan het eind van de zeventiende eeuw uitgeschreven door nabestaanden van Duifhuis. Hun namen staan vermeld in de bundels. Van de pinksterpreek is alleen bekend dat hij uit de zeventiende eeuw stamt.
Er zijn nog allerlei vragen over de oorspronkelijke preken. Ze kunnen zijn overgeschreven van de preken die Duifhuis zelf helemaal uitschreef, maar ook zijn samengesteld op basis van uitgebreide aantekeningen die hij maakte. Het is ook mogelijk dat ze zijn opgeschreven door toehoorders, tijdens de predicaties van Duifhuis dus.
We namen de preken grondig door, en daaruit bleek dat Duifhuis heel vaak de brieven van de apostel Paulus aanhaalde. Nou is dat misschien niet ongewoon geweest, want zeker eind zestiende en begin zeventiende eeuw moesten de jonge protestantse gemeenten nog vorm en inhoud geven aan hun leven en hun eredienst. Deze zoektocht naar een eigen invulling van de eredienst zal men ook terug hebben gezien in de brieven van Paulus. Paulus schreef namelijk aan de jonge christelijke gemeenschappen die zich hadden gevormd na de dood van Christus, en die op een soortgelijke wijze op zoek waren (en soms sterk aangemoedigd of gecorrigeerd moesten worden).
Maar we ontdekten dat er van elke passage op de vier tekstborden in de Jacobikerk één of meerdere verzen door Duifhuis werden geciteerd in zijn preken. De citaten waren dus belangrijk in de ogen van Duifhuis. Na zijn dood bleef de gemeente van Sint-Jacobi trouw aan de opvattingen die hij samen met zijn gemeente had ontwikkeld. Dat blijkt ook uit het feit dat op het tekstbord van de zakkendragers uit 1602, ver na de dood van Duifhuis ook een passage uit een brief van Paulus staat.
En nu komt de hamvraag: was het toeval dat juist de tekst met de verzen 14 tot 24 uit het twaalfde hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën over de Gregoriusmis werd gezet? Wij denken van niet, maar daarover kunt u meer lezen in ons aankomende boek. We willen wel vast een tipje van de sluier voor u oplichten: wie de Gregoriusmis en de tekst op het bord goed bekijkt ziet dat in allebei het Nieuwe Verbond tegenover het Oude Verbond is geplaatst.
Tot slot nog even dit:
Als we mensen vertellen over het verborgen schilderij en over hoe bijzonder de middeleeuwse voorstelling is, dan krijgen we wel eens de vraag gesteld: ‘Waarom halen ze die overschildering er dan niet gewoon af, zodat we die mooie Gregoriusmis weer kunnen zien?’
Een begrijpelijke vraag, maar wel een waarbij de nodige kanttekeningen geplaatst kunnen worden. Immers, ook het tekstbord is een eeuwenoud object dat een rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de Jacobikerk. Bovendien is het geen museumstuk, het wordt nog steeds gebruikt. Net als het schilderij is ook het tekstbord een bijzonder object, vooral vanwege de relatie met Hubert Duifhuis, de eerste predikant van de Jacobikerk, en vanwege de rol die het speelde tijdens de Reformatie in Utrecht.